Beeld: Unsplash / Scott Blake

3.1 Cruciaal, vitaal of onmisbaar: een brede
verzameling termen

De verschillende definities bevatten dus overeenkomstige elementen, maar hebben ook belangrijke verschillen. Bijlage 1 biedt een overzicht van de beroepen die per term genoemd worden. Hieruit valt op te maken dat onder de vitale processen veruit de meeste beroepen vallen, en onder maatschappelijke beroepen de minste. Enkele beroepen, zoals onderwijs en politie, komen bij iedere term terug. Maar er zijn ook beroepen die slechts bij een enkele term worden genoemd, zoals schoonmakers en pakketbezorgers (‘onmisbaar’), of beroepen die belangrijk zijn voor huisvesting (‘essentieel’). De verschillen zijn te verklaren door de onderliggende opvattingen over wat een specifieke beroepsgroep zo belangrijk maakt voor een stad. Deze onderliggende inhoudelijke discussie staat centraal in de volgende paragraaf.

Zoals eerder gezegd, komt de Engelse term essential worker vaak in combinatie voor met key worker. De twee termen worden in de wetenschappelijke literatuur vaak binnen eenzelfde artikel gebruikt en verwijzen dan naar hetzelfde. De Nederlandse term ‘essentieel beroep’ kan echter ook de vertaling zijn van het Engelse foundational worker (fundamenteel beroep). Deze ‘fundamentele of ‘essentiële beroepen komen voor in het werk van het Collectief voor de Essentiële Economie; een internationaal collectief aan wetenschappers dat pleit voor een radicale heroverweging van economisch beleid, zoals ook besproken is in hoofdstuk 2 (Foundational Economy Collective 2020). Dit collectief pleit voor het belang van de ‘fundamentele’ of ‘essentiële’ economie’ – essentiële goederen en diensten die de basis vormen voor ons welzijn, zoals de zorg, onderwijs, huisvesting, energie, voedsel, veiligheid en schoon water (Engelen et al. 2017). Beroepsgroepen die werkzaam zijn in de essentiële economie “kunnen niet worden stilgelegd zonder de kern van ons bestaan te schaden” (Foundational Economy Collective 2020). Het is dat deel van de economie “dat de infrastructuur vormt van ons collectief welzijn” (ibid.). In hun manifest roepen de auteurs op de essentiële economie opnieuw prioriteit te geven. De lijst met cruciale beroepen tijdens de COVID-19-pandemie is volgens de auteurs een inspiratie geweest (ibid.). Hun beschrijving van de essentiële economie lijkt inderdaad op de definities van vitale en cruciale beroepen – alle drie bevatten het element dat ze noodzakelijk zijn voor het draaiende houden van de maatschappij.

De Gemeente Amsterdam heeft het over ‘maatschappelijke’ beroepen wanneer ze spreekt over de voorrangsregeling op de woningmarkt voor politie, zorg en onderwijs (Gemeente Amsterdam 2022c). Zo schrijft het college in november 2022 in een Nota van beantwoording: “de keuze voor de drie sectoren van politie, zorg, en onderwijs is weloverwogen en heeft verschillende redenen. Het gaat hier om beroepen met een maatschappelijke betekenis” (idem, 5). Het college wijst hierbij naar de fundamentele rechten van de mens op onderwijs, zorg en veiligheid. Personeelstekorten van deze beroepsgroepen “leveren spanning” op deze fundamentele rechten en hebben zo “een directe impact op veel van de burgers van de stad” (ibid.). Hoewel de term ‘maatschappelijk beroep’ ook wordt gehanteerd door bijvoorbeeld Gemeente Rotterdam (Gemeente Rotterdam 2022), loopt de terminologie onder gemeenten met een voorrangsregeling uiteen. Zo spreekt gemeente Amstelveen over “vitale beroepen” (Gemeente Amstelveen 2022) en gemeente Zaanstad over “schaarse beroepen” die “onmisbaar zijn in onze samenleving” (Gemeente Zaanstad 2020). De beroepen die in aanmerking komen voor de regeling zijn echter grotendeels hetzelfde; zowel in Zaanstad als in Amstelveen geldt de regeling voor zorgpersoneel en onderwijzers in het primair onderwijs, en gemeente Amstelveen heeft al aangegeven dat de regeling bij succes ook uitgebreid kan worden naar politie (ibid.; Gemeente Amstelveen 2022).

Een veel minder helder gedefinieerde term is ‘onmisbaar’ beroep. Volgens vakbond FNV zijn de Onmisbaren “de helden van de coronacrisis” (FNV 2021a). In 2021 kwam de vakbond met het Manifest der Onmisbare beroepen, waarin ze oproept tot een hoger uurloon, vaste contracten en veilige werkomstandigheden (FNV 2021b). Volgens FNV heeft de COVID-19-pandemie laten zien dat onmisbare beroepen meer waardering verdienen. Wie hier precies onder vallen, blijft vaag. Op de site stelt de FNV: “de onmisbaren zijn alle mensen waar onze samenleving niet zonder kan” en “tijdens de coronapandemie is duidelijk geworden wie er in de frontlinie staan” (FNV 2021a). Maar is dat echt zo duidelijk? Vallen hier ook de beroepen onder uit de vitale processen, zoals bankmedewerkers die verantwoordelijk zijn voor betalings- of effectenverkeer, medewerkers uit nieuwsmedia, of uit de ICT en telecom? Wordt met “helden van de coronacrisis” ook verwezen naar ambtenaren bij gemeente, Rijk of Provincie die vergunningen uitgeven of toeslagen betalen, die ook staan op de lijst met cruciale beroepen? Dat lijkt niet het geval te zijn. De FNV beschrijft de Onmisbaren als “onderbetaald, met een hoge werkdruk en veel onzekerheid” (FNV 2021a). In een nieuwsartikel beschreef een FNV-medewerker ze als “iedereen die tijdens de corona uitbraak niet thuis kon werken” (RTV Oost 2021). De term ‘onmisbare’ beroepen is dus niet alleen vager, maar ook selectiever dan begrippen ‘cruciale’ of ‘vitale’ beroepen. Hoewel ook die termen niet waardevrij zijn, beweegt ‘onmisbare’ beroepen zich meer richting een politiek frame.

Cruciale’ en ‘vitale’ beroepen zijn termen die bij de Rijksoverheid vandaan komen. Vitale beroepen zijn beroepen die werkzaam zijn in ‘vitale processen’: processen waarvan uitval tot ernstige ontwrichting van de samenleving kan leiden, zoals internet en datadiensten, drinkwatervoorziening, de voedselproductie, betalingsverkeer of defensie (NCTV 2022). Cruciale beroepen zijn een aanvulling op de vitale processen. Deze lijst is opgesteld tijdens de COVID-19-pandemie in 2020 en heeft betrekking op beroepsgroepen die van specifiek belang zijn tijdens een gezondheidscrisis. Het CBS (2020) definieert cruciale beroepen als “beroepsgroepen specifiek voor COVID-19 die nodig zijn om de samenleving draaiende te houden tijdens de COVID-19-uitbraak”. Beroepsgroepen die hieronder vallen zijn bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs, vervoer van afval en vuilnis en het openbaar vervoer. De twee lijsten kunnen beschouwd worden als complementair – zo ontbreekt de politie bij de cruciale beroepen, omdat deze al onder de vitale processen wordt genoemd. Voor een volledig overzicht van de beroepen per term kan bijlage 1 worden geraadpleegd.

In het publieke debat is de terminologie echter veel minder eenduidig. De termen ‘cruciaal’, ‘vitaal’, ‘onmisbaar’ en ‘essentieel’ beroep worden door elkaar gebruikt en lang niet altijd met een duidelijke definitie. Zo riep vakbond FNV haar leden in 2020 op tot het tekenen van een petitie voor onmisbare beroepen, met als beschrijving: “de onmisbaren zijn alle mensen waar onze samenleving niet zonder kan” (RTV Oost 2021). Maar wie vallen daar dan onder, en wie niet?

De keuze in dit onderzoek valt op de term sleutelberoep, als directe vertaling van de Engelse term key worker, omdat deze doorgaans het meest in wetenschappelijke literatuur wordt gehanteerd. De woordcombinaties essential worker of essential key worker komen ook vaak voor (Gurran et al. 2018; Raco 2008; Fernandez & Hearne 2017). In dit onderzoek zal het daarom gaan over ‘sleutelberoepen’ die een ‘essentieel’ beroep uitvoeren.