Beeld: Unsplash / Vinicius Henrique Photography 

2.8 Steden als centra van creativiteit, kennis en
innovatie

De creatieve industrie en daarmee verwante sectoren behoren in steden en metropoolregio’s zoals Amsterdam en de MRA nog altijd tot de grootste en belangrijkste economische sectoren en de afgelopen decennia een grote impact op stedelijke en regionale ontwikkeling hebben gehad; niet alleen economisch maar zeker ook sociaal en ruimtelijk. De laatste jaren komen echter nieuwe sectoren op zoals fintech en de platformeconomie. Wellicht passen deze sectoren nog steeds goed in het verhaal van Florida, Landry en/of Glaeser, die nog altijd veelgevraagde stemmen in het internationale stedelijke ontwikkelingsdebat zijn. Maar vooral de opkomst van de platformeconomie lijkt toch ook een impact op steden te hebben waar stedelijke beleidsmakers nog geen goed antwoord op hebben. Hun disruptieve organisatie- en verdienmodellen kunnen voor innovatie zorgen, maar ook voor slechte arbeidsomstandigheden, marktverstoring en/of overlast in de stad.

Florida en Landry werden in veel steden wereldwijd enthousiast ontvangen als publiekstrekkers bij conferenties en als inspiratiebronnen voor stedelijk ontwikkelingsbeleid. Een soortgelijke status kreeg stedelijk econoom Edward Glaeser enkele jaren later ook, vooral dankzij zijn boek ‘Triumph of the City’ (Glaeser, 2011). Glaeser richt zich niet op specifieke economische sectoren zoals Florida of op hoe beleid verbeterd kan worden zoals Landry. Hij zet zich enerzijds af tegen op dat moment (vooral in de VS) dominante negatieve perspectieven op grote steden als concentraties van problemen en houdt anderzijds een sterk pleidooi voor de kracht van de grote stad en de voordelen van agglomeratie. Met zijn focus op de keuzes van individuen en huishoudens sluit hij aan bij Florida’s benadering van stedelijke groei. De locatiekeuze van individuen en huishoudens zou volgens Glaeser de belangrijkste verklarende factor zijn voor welke steden en metropoolregio’s het snelste groeien.

Waar Florida zijn theorie vooral ontwikkelde op basis van een combinatie van economische cijfers en modellen en eigen waarnemingen en observaties, was het ‘creative city’ betoog van Charles Landry het resultaat van zijn jarenlange ervaring als beleidsadviseur in stedelijke ontwikkeling en cultuurbeleid. Hij ontwikkelde het ‘creative city’ concept eigenlijk al vanaf de jaren ’80, maar vooral zijn boeken The Creative City (2000) en The Art of City-Making (2006) bereikten een groot internationaal publiek. Landry’s focus is op hoe steden beleid maken en hoe dat creatiever en inventiever zou kunnen en moeten om de steeds complexere opgaven en uitdagingen bij stedelijke ontwikkeling aan te kunnen.

Florida scoorde een bestseller met zijn The Rise of the Creative Class (Florida, 2002). Hierin betoogde hij dat steden die aantrekkelijk zijn voor creatief talent economisch succesvol zullen zijn. In plaats van het aantrekken van bedrijven en financieel kapitaal zouden steden zich moeten richten op het aantrekken van creatief talent. Florida’s ‘creatieve klasse’ is een brede en diverse verzameling beroepsgroepen, maar ze delen ook belangrijke kenmerken: ze zijn meestal hoger opgeleid en hebben veel creatieve en/of innovatieve taken in hun dagelijks werk. Florida veronderstelde dat deze creatieve klasse zich aangetrokken zou voelen tot specifieke woon- en werkomgevingen. Ze zouden graag in steden willen wonen en werken, en dan liefst in diverse omgevingen, zowel qua functies (menging van wonen, werken, winkels, horeca etc.) als qua bevolkingssamenstelling. Florida benadrukte tolerantie voor diversiteit van stadsbewoners als een belangrijke aantrekkingsfactor voor de creatieve klasse.

Zoals Peter Hall in zijn ‘magnum opus’ Cities in Civilization (1998) overtuigend aantoonde, hebben steden altijd al een cruciale rol gespeeld in de ontwikkeling van samenlevingen en economieën, als centra van cultuur, creativiteit, kennis, informatie en innovatie. Maar rond de millenniumwisseling leek die rol groter te worden dan ooit. De creatieve industrie groeide vanaf eind jaren ’90 in veel Europese en Noord-Amerikaanse steden snel in omvang en belang. Aan het begin van de 21e eeuw werd het in veel steden, zo ook in Amsterdam, één van grootste sectoren wat betreft werkgelegenheid, aantal bedrijven en omzet. Tegelijkertijd groeiden andere kennisintensieve en innovatieve sectoren ook snel, zoals de financiële sector, juridische diensten, consultancy, ICT en biotechnologie. Kennisinstellingen voor hoger onderwijs zagen hun studentenaantallen ook snel toenemen. Scott’s cognitief-culturele economie kwam dus duidelijk op in steden als Amsterdam. Overheden op lokaal, regionaal en nationaal niveau zagen deze ontwikkeling als een veelbelovend toekomstperspectief en begonnen strategieën te ontwikkelen om deze groeisectoren te faciliteren en stimuleren. Daarbij maakten ze graag gebruik van wetenschappers als Richard Florida en beleidsadviseurs als Charles Landry.