Terughoudendheid
Een vierdaagse schoolweek

Na beëindiging van het experiment Regelluwe Scholen is deze pilot ook gestopt.

Het deed wel een beroep op ouders m.b.t. de opvang of activiteiten met hun kinderen op de woensdag. De initiële zorg wat dit zou betekenen voor de leeruitkomsten bleek ongegrond: de leerresultaten van leerlingen bleven gelijk.

Belangrijk extra voordeel was dat de leraren een hele ontwikkeldag hadden op woensdag, waar samen gewerkt kon worden aan onderwijsontwikkeling en duo-partners konden uitwisselen.

SBO-school De Wissel in Hoorn heeft in het kader van de regeling Regelluwe Scholen geëxperimenteerd met een vierdaagse schoolweek. Aanleiding was de stress die kinderen in het speciaal onderwijs ervaarden gedurende de schoolweek. Er waren regelmatig ziekmeldingen, en er was concentratieverlies richting het einde van de week. Om de stress van leerlingen te verlagen is gekozen voor een vierdaagse schoolweek waarbij de woensdag een lesvrije dag werd. Gevolg was dat leerlingen zich beter konden concentreren op de andere dagen. Daarmee was er maar beperkt verlies van effectieve lestijd.

Figuur 5: Leraren maken zich zorgen om de effecten op de leerresultaten van zwakkere leerlingen (Bron: TeacherTapp).

Terughoudendheid

In 2020 startte het ministerie vervolgens met een voorzichtig experiment Ruimte in Onderwijstijd: 20 basisscholen kregen ruimte om van een aantal wettelijke regelingen af te wijken. Dit experiment werd gevolgd door middel van wetenschappelijk onderzoek; de resultaten hiervan zijn nog niet bekend.

Onderwijstijd is dus een belangrijk en terugkerend thema, waarbij het ministerie vooral de bal legt bij de scholen (het moet ‘binnen de wettelijke kaders’), terwijl scholen het beeld hebben dat er weinig ruimte is om meer ontwikkeltijd te creëren. Gevolg: veel terughoudendheid, waardoor er weinig voortgang is op dit dossier. Terwijl veel leraren onderwijstijd als een klem ervaren, vindt het gesprek daarover vooral plaats op beleidsniveau, zonder dat leraren zelf daarbij betrokken zijn.

In 2020 publiceerde het CAOP ook een uitgebreid rapport waarin verschillende aspecten van het vraagstuk uit elkaar gehaald worden en waarin de situatie in Nederland vergeleken wordt met andere landen: Onderwijstijd: meer of minder (Van der Aa et al., 2020). Belangrijke conclusie: het aantal lesuren is niet allesbepalend. De leerresultaten van leerlingen worden niet altijd beter bij meer onderwijstijd. Ook is er geen bewijs dat een lagere urennorm bijdraagt aan minder werkdruk en meer ontwikkeltijd voor leraren, doordat ook andere factoren daarbij een rol spelen. Denk aan administratieve lasten, passend onderwijs en de eisen die de (meer diverse) samenleving aan het onderwijs stelt.

Naar aanleiding van de motie van de Tweede Kamer in 2016 heeft het ministerie van Onderwijs een onderzoek laten uitvoeren naar de vraag hoe er meer tijd gemaakt kon worden voor onderwijsverbetering. Dit leidde tot een rapport van Regioplan in 2017: Meer tijd voor Onderwijsverbetering (Witteman-van Leenen, 2017), waarin verschillende scenario’s in het po en vo onderzocht werden. In antwoord op de motie van Van Meenen en Ypma heeft de staatssecretaris vervolgens een brief aan de Tweede Kamer geschreven met mogelijke opties op schoolniveau en op regionaal of landelijk niveau. Daarin waarschuwt hij ook voor landelijke uniforme aanpakken.

Het is begrijpelijk dat ook het ministerie terughoudend is. De ontwikkelkansen van kinderen zijn immers de ultieme focus van het onderwijsbeleid. Tegelijk is er ook zorg ten aanzien van de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar en de ruimte voor leraren om te werken aan de kwaliteit van lessen. Die zorg leidde de afgelopen jaren vooral tot een behoorlijk aantal onderzoeksopdrachten.

Die zorgen zijn er bij leraren vooral als het gaat om de zwak presterende leerlingen. TeacherTapp vroeg ruim 1000 leraren wat de invloed op leerresultaten zou zijn als leerlingen 10% minder lestijd zouden hebben. Daarbij maakten ze een onderscheid tussen de leerresultaten van sterk presterende leerlingen en minder sterk presterende leerlingen. 60% van respondenten gaf aan dat dat behoorlijk tot veel invloed heeft op met name de minder sterke leerlingen (tegenover 15% als het gaat om sterk presterende leerlingen). In die zin is er behoorlijke consensus onder leraren dat het verminderen van onderwijstijd op zich geen goed idee is. Zelfs als dat het werk van leraren leuker en afwisselender maakt.

Hoewel de internationale vergelijking laat zien dat een reductie van het aantal lesuren Nederland niet uit de pas laat lopen t.o.v. andere landen en dat er geen directe een-op-eenrelatie is tussen onderwijstijd en leeropbrengsten, is er terughoudendheid bij zowel het onderwijsveld als beleidsmakers om hier direct beleid aan te koppelen. Die terughoudendheid is begrijpelijk, vanuit de zorg voor ontwikkelkansen van leerlingen.