Het vraagstuk

1 De app TeacherTapp legt dagelijks aan zo’n duizend leraren in het primair, voortgezet, of middelbaar beroepsonderwijs drie meerkeuzevragen voor die aansluiten bij de dagelijkse praktijk of de actualiteit.

Figuur 1: Wat hebben leraren nodig om de kwaliteit van hun lessen te verbeteren (Bron: TeacherTapp)

Dat roept de vraag op of een andere balans tussen uitvoertijd en ontwikkeltijd kan leiden tot betere lessen, waardoor met minder lesuren voor leerlingen de leeropbrengsten voor leerlingen wel op niveau blijven (of zelfs omhooggaan).

Tegelijkertijd wordt op verschillende plekken in het onderwijsdebat benadrukt dat voor hogere leeropbrengsten de kwaliteit van de lessen omhoog moet – bijvoorbeeld doordat leraren meer effectieve aanpakken gaan inzetten. Maar daarvoor hebben leraren tijd nodig om over hun onderwijs en lesaanpak na te denken – liefst samen met collega’s. En dat vraagt dus om ontwikkeltijd.

Leerresultaten

Deze derde mogelijkheid, minder lestijd voor leerlingen, lijkt de goedkoopste oplossing om de balans tussen uitvoertijd en ontwikkeltijd te verleggen, maar welke gevolgen heeft dat voor de leerresultaten van leerlingen? Er klinken nu al maatschappelijke zorgen over de leeropbrengsten van leerlingen. Als we de leeropbrengsten van leerlingen willen verhogen, dan lijkt het voor de hand te liggen om de leertijd van leerlingen juist te verhogen.

1.       Als we het lesaanbod in de huidige vorm willen handhaven, betekent dat dat er meer leraren nodig zijn om hetzelfde aantal lessen door bevoegde leraren te blijven geven. Dit heeft direct een grote financiële consequentie: de kosten van de onderwijsbegroting nemen recht evenredig toe met het aantal lesuren dat leraren minder gaan lesgeven en die dus opgevangen moeten worden door andere leraren. Bovendien betekent dat dat er meer leraren nodig zijn; dat lijkt onmogelijk als er een ernstig lerarentekort is.

2.       Dat laatste probleem, het lerarentekort, kan omzeild worden door andere experts in te zetten en hen delen van het werk van leraren te laten overnemen. Dat roept wel vragen op over de pedagogisch-didactische kwaliteit van deze mensen. Ook moeten er meer kosten gemaakt worden.

3.       De derde manier om het aantal lesuren van leraren te reduceren, is door leerlingen ook minder lestijd te geven. Dan ontstaat ontwikkeltijd zonder dat de kosten van scholen oplopen.

Minder lesuren?
Onderwijstijd: Werkdruk, lerarentekort of onderwijskwaliteit?
Achtergrond

Een betere balans tussen lestijd en ontwikkeltijd betekent een verlaging van het aantal uren dat leraren lesgeven. Wat betekent die urenreductie voor het onderwijs?

  • Wanneer er een koppeling gemaakt wordt tussen werkdruk en onderwijstijd ontstaat het beeld dat minder lestijd vooral bedoeld is om de werkdruk van leraren te verlichten.

  • Een koppeling tussen onderwijstijd en lerarentekorten impliceert dat de urennorm weer omhoog kan als het lerarentekort is opgelost (ervan uitgaande dat we te maken hebben met periodieke golfbewegingen in de arbeidsmarkt). Bovendien is bij deze koppeling het risico levensgroot dat tijd die vrijkomt als leraren minder gaan lesgeven, ingevuld wordt door hen te laten lesgeven aan klassen die geen leraar hebben. En dan ben je terug bij af – of eigenlijk nog slechter af: leraren geven nog steeds verreweg het grootste deel van hun tijd les en ervaren dus nog dezelfde werkdruk, en leerlingen hebben uiteindelijk minder les zonder de beoogde hogere kwaliteit.

  • In deze rapportage ligt de nadruk op het vraagstuk van ontwikkeltijd voor leraren, vanuit het perspectief dat er op dit moment onvoldoende balans is tussen de uitvoertijd en de ontwikkeltijd van leraren. Het verschuiven van deze balans betekent dat leraren minder lesgeven zodat ze meer tijd hebben om – samen met collega’s – goed onderwijs te ontwikkelen. Dan is er dus geen sprake van werkdrukverlichting in absolute zin, maar van verschuiving van taken: minder uitvoertijd, meer ontwikkeltijd, terwijl het netto aantal werkuren gelijk blijft. Door de variatie aan taken, kunnen leraren wel een lagere werkdruk ervaren. Daarnaast kunnen ze zich beter toegerust voelen om lessen te verzorgen en leerlingen te begeleiden.

In de discussie over onderwijstijd lopen verschillende perspectieven en argumenten door

elkaar. Soms gaat de discussie over werkdruk, soms over lerarentekorten en soms over ontwikkeltijd.

De klem die leraren ervaren horen we breder, bijvoorbeeld bij vakbonden, politici en beleidsmakers (zie deze berichten van de VO-raad en de AOb). Recent pleitte de AOb voor een lagere urennorm voor leraren. Volgens de bond maakt de huidige urennorm de kans groter dat leraren opbranden en het onderwijs verlaten. In 2016 pleitte de Tweede Kamer al voor een reductie van het aantal lesuren om te komen tot een maximaal aantal lesuren van 20 per (fulltime) leraar voor het voortgezet onderwijs en 8 dagdelen voor een (fulltime) leraar in het primair onderwijs (motie van Van Meenen en Ypma). Dit was mede aanleiding voor het experiment ‘Ruimte in Onderwijstijd’. Daarin kregen 20 basisscholen ruimte om van een aantal wettelijke regelingen af te wijken. Dit experiment werd gevolgd met wetenschappelijk onderzoek.

Daarmee zijn de verwachtingen ten aanzien van leraren de afgelopen jaren fors toegenomen. Maar hebben leraren ook de ruimte om aan al die verwachtingen te voldoen? Hun dagelijkse werkdag zit behoorlijk vol met lesgeven, administratie, overleg en praktische voorbereiding. Daardoor is er nauwelijks tijd om – alleen of met collega’s – stil te staan bij de vraag hoe het onderwijs nog verder verbeterd kan worden en hoe uitkomsten van onderzoek of scholing een plek kunnen krijgen in de dagelijkse praktijk. Leraren hebben nauwelijks ‘trage tijd’, tijd om even uit de dagelijkse hectiek te stappen en samen met collega’s na te denken over de vraag of je nog goed werk levert en wat dat dan is. Gevolg: veel leraren hebben het gevoel dat ze klem zitten tussen maatschappelijke verwachtingen en de realiteit van lesuren en werkdruk. Die klem kan behoorlijk frustrerend zijn: je wilt je verdiepen in literatuur over kwalitatief goede lessen en dat toepassen, maar op een gegeven moment is de tijd gewoon op en zijn de avonden en weekenden te kort. Je hebt het gevoel dat je niet je beste lessen kunt geven.

Leraren zijn de belangrijkste (schoolgerelateerde) factor als het gaat om leerresultaten van leerlingen. Die terechte waardering voor de sleutelrol van leraren legt ook nieuwe druk op leraren door de hoge verwachtingen die dit oproept. Als leraren zo belangrijk zijn, is het ook belangrijk dat zij optimaal presteren. We verwachten dat leraren:

  • bijdragen aan het verhogen van leerresultaten en het terugdringen van kansenongelijkheid;

  • in hun onderwijs gebruikmaken van nieuwe technologieën en van de nieuwste onderzoeksinzichten;

  • actief werken aan hun professionalisering;

  • een stem hebben in onderwijsvernieuwing en curriculumontwikkeling.