Condities voor 'Minder uren, betere lessen?'
Conditie 6: Herdefiniëring van het beroep van leraar
Conditie 5: Focus
Conditie 4: Ontwikkelexpertise
Conditie 3: De organisatiestructuur
Conditie 2: De schoolcultuur
Conditie 1: Het vakmanschap van de leraar
  • Wie heeft bepaalde basiskennis en - vaardigheden te ontwikkelen?

  • Wanneer ontwikkel je als (deel)team gezamenlijk lessen en specifieke aspecten van het onderwijs?

  • Op welke momenten kun je als leraar je eigen specifieke expertise – zoals het ontwikkelen van onderwijs, het organiseren van onderwijs, of het ondersteunen van het leren van collega’s – (verder) ontwikkelen? (Zie ook het voorbeeld van Academie10).

Daarbij is het van belang om een ‘team’ niet te smal in te vullen: dat team kan ook andere experts van buiten de school omvatten die een waardevolle aanvulling voor het team en voor leerlingen kunnen zijn, en die als volwaardig lid van het team beschouwd worden.

In de gesprekken over deze condities kwam regelmatig naar voren dat dit bijna automatisch een herdefiniëring van het beroep van leraar vraagt. Die verandert dan, kortgezegd, van een geïsoleerde uitvoerder van methodes in een teamlid in een school die samen met collega’s vanuit een gedeelde visie en waarden de verantwoordelijkheid neemt voor optimale ondersteuning en ontwikkeling van alle leerlingen. Zo vraagt ‘samen als team verantwoordelijk zijn voor alle leerlingen vanuit het principe van erkende ongelijkheid’ om een uitgewerkt beroepsbeeld. Dat beroepsbeeld omvat, naast expertiseontwikkeling in lesgeven, ook expertiseontwikkeling in het ondersteunen van collega’s of het (samen) ontwikkelen van onderwijs. Richard van den Berg benadrukte in aflevering 3 dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is: als we als team anderhalf uur aan het werk zijn, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat iedereen aan het einde van die anderhalf uur weer met een goed doordachte les voor de volgende dag of de volgende week de ruimte uitloopt om met een nieuwe aanpak te oefenen en hoe zorgen we dat we elkaar daar weer feedback op geven?

Creëren van ontwikkelruimte betekent niet dat het onderwijs volledig op de schop moet. Het gaat om het identificeren van kleine stappen die het onderwijs steeds een beetje beter maken. Er moeten niet te veel verschillende vernieuwings- of verbeteringsprocessen gelijktijdig plaatsvinden; dan raakt de aandacht te veel versnipperd en verdwijnen overzicht en focus. Het is belangrijk om realistische verwachtingen te hebben en de middenweg te vinden tussen de gedachte ‘dat het nu wel goed genoeg is’ en de gedachte ‘dat het nooit genoeg is’: de stretchzone tussen de comfortzone en de paniczone. De schoolleider heeft hierin een belangrijke rol. Die moet focus houden op de gemaakte keuzes en op het in stand houden van een lerende organisatie, waarin gespreid leiderschap (door het benutten van ieders expertise) centraal staat.

Een specifiek soort expertise die nodig is om gericht het onderwijs in de hele school te ontwikkelen en verbeteren, is ontwikkelexpertise: de opgedane kennis en vaardigheden daadwerkelijk implementeren in het lesgeven van alle leraren, en alle collega’s de begeleiding geven die zij daarbij nodig hebben. Dit is een cyclisch proces van steeds uitproberen, bespreken, en een stap verder gaan. Deze vorm van expertise is naast inhoudelijke, pedagogische en didactische expertise noodzakelijk om met elkaar het onderwijs stap voor stap samen te ontwikkelen en te borgen binnen de school.

Gezamenlijke ontwikkeling als vanzelfsprekendheid

Academie10 is een vo-school voor kinderen vanaf 10 jaar (vanaf groep 7-8). In deze school wordt niet alleen de ontwikkeling van leerlingen centraal gezet maar juist ook de ontwikkeling van leraren. Er staat daarom structureel ‘ononderhandelbare gezamenlijke ontwikkeltijd’ op het rooster, waarbij van elke leraar wordt verwacht dat hij altijd actief aanwezig is.

In samenwerking met de lerarenopleidingen van de Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht zijn er verschillende manieren georganiseerd waarop alle leraren zich binnen de school professionaliseren:

-  Elke leraar is lid van een kernteam dat samen verantwoordelijk is voor een vaste groep leerlingen; het team start iedere dag samen en werkt daarnaast een middag per week samen rondom thema’s als pedagogisch klimaat.

-    Elke leraar werkt samen met vakcollega’s om het onderwijs te verbeteren: iedere week een middag en tijdens de 6 onderwijsmaakweken iedere middag.

-  Er is individuele professionalisering waarin elke leraar eigen keuzes kan maken maar die wel in groepen uitgevoerd wordt.

Bij elk genoemd kenmerk van de schoolcultuur hoort een kenmerk van de structuur die dit faciliteert en afdwingt. Voor ‘erkende ongelijkheid’ is positionering (formeel en informeel gespreid leiderschap) noodzakelijk. Voor het samen ontwikkelen van onderwijs is een structuur nodig waarin die (gezamenlijke) ontwikkeltijd is ingeroosterd en vastgelegd (‘ononderhandelbaar’), zodat zowel ‘trage tijd’ als tijd voor praktische zaken (zoals administratie, overleg en praktische voorbereiding) binnen de school en in het rooster geborgd is. Die trage tijd betekent ook ‘ergens de tijd voor nemen’ en dat lukt niet als die tijd versnipperd is over meerdere korte momenten van een kwartiertje of een halfuurtje verspreid over de week. Ook lukt dat niet als iedere leraar verschillende momenten in het rooster heeft, dat belemmert samenwerken. De structuur van een school moet ook de mogelijkheid creëren om regelmatig het gesprek te voeren over wie welke expertise heeft of wil ontwikkelen:

Een cultuur waarin gerichte doorgaande professionalisering kan plaatsvinden, heeft een aantal belangrijke kenmerken. De basis, zo hoorden we meermaals, bestaat uit het gezamenlijk gedragen uitgangspunt dat een school naast de focus op het leren van leerlingen, ook gericht is op het (gezamenlijk) leren van leraren: het is vanzelfsprekend dat je je als leraar blijft ontwikkelen en dat je dat samen met collega’s doet. Zoals Richard van den Berg het in aflevering 3 verwoordde: ‘De vanzelfsprekendheid, het verlangen en het plezier om dat samen te doen.’ Daaruit volgen een aantal andere kenmerken, zoals het uitgangspunt dat je als team samen verantwoordelijk bent voor alle leerlingen, en dat je als team samenwerkt vanuit het principe van ‘erkende ongelijkheid’. Dat principe houdt in: ieder teamlid heeft zijn eigen expertise en zijn eigen ontwikkelpunten, is daarmee aanvullend op zijn collega’s, waardoor wederkerigheid ontstaat.
Ander belangrijk kenmerk: dat je samen ‘trage tijd’ durft nemen en die tijd bewaakt en benut om samen onderzoekend het onderwijs stap voor stap beter te maken vanuit de vragen: ‘hoe maken we samen een goede analyse van wat beter kan, hoe kunnen we verbetervraagstukken gezamenlijk en onderzoeksmatig oppakken?’ Dat vraagt dat je je stokpaardjes kunt loslaten op basis van een gezamenlijk geformuleerde focus en dat er ruimte en veiligheid is om je kwetsbaar te kunnen opstellen. Om zo’n professionele cultuur niet afhankelijk te laten zijn van de inzet van een of enkele personen is een structuur nodig die deze cultuur faciliteert en afdwingt.

Omdat leraren de belangrijkste (schoolgerelateerde) factor zijn als het gaat om leerresultaten van leerlingen, was een steeds terugkerende vraag: Wat heeft een leraar nodig om de beschikbare lestijd zo effectief mogelijk te kunnen benutten? Het algemeen gevoel was dat hij daarvoor vakinhoudelijke, pedagogische en didactische bagage nodig heeft. Of, zoals Debbie Dussel in aflevering 2 zei: ‘Het is belangrijk om als leraar een goed gevulde rugzak te hebben met kennis en vaardigheden zodat je daarmee de rugzak van leerlingen kunt vullen met kennis en vaardigheden.’ Dan gaat het bijvoorbeeld om kennis van effectieve leerstrategieën en de vaardigheid om die op de juiste momenten in te zetten, om het creëren van een goede leraar-leerlingrelatie waarin elke leerling gezien wordt, en om het kunnen inspelen op individuele leerbehoeften en kunnen differentiëren tussen leerlingen terwijl de leraar de groep ook als geheel bij elkaar houdt.

Condities voor 'Minder uren, betere lessen?'
  • het vakmanschap van de leraar

  • de schoolcultuur

  • de organisatiestructuur

  • de ontwikkelexpertise binnen teams

  • Kan de leskwaliteit, en daarmee de kwaliteit van het onderwijs toenemen?

  • Kan de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep toenemen (door meer variatie van taken en een lager gevoel van werkdruk)?

  • Kunnen de leeropbrengsten voor leerlingen wel op niveau blijven (of zelfs omhooggaan)?

Daarbij is een herdefiniëring van het beroep van leraar nodig. We werken deze condities hieronder een voor een uit.

Belangrijk bespreekpunt waren de noodzakelijke condities om meer ontwikkeltijd tot een succes te maken. Daarbij werden vooral genoemd:

In alle gesprekken ging het veel over wat meer ruimte voor ontwikkeltijd voor leraren zou kunnen opleveren:

Steeds spraken de gasten hierbij uit dat de opleiding een goede start is, maar dat de verdere ontwikkeling hiervan gedurende de hele loopbaan als leraar ondersteund moet worden door gerichte professionalisering. Daarin kunnen bijvoorbeeld wederzijds lesbezoek, het gezamenlijk bespreken van lesopnames en lesson study een plaats krijgen. Jan van Tartwijk benadrukte in aflevering 2 dat leraren kunnen groeien naar expertniveau door met anderen te bespreken wat beter kan en door daar vervolgens gericht aan te werken. Kennis uit onderzoek over wat werkt is daarbij belangrijk, maar vooral ook de vertaling van die kennis naar de eigen praktijksituatie door het beantwoorden van de vraag ‘Hoe past dit bij mijn leerlingen, en hoe pas ik dat zo goed mogelijk toe?’. Daarvoor is ruimte nodig voor studie en om (samen) te onderzoeken en experimenteren, en dat vraagt dan weer om een cultuur en een structuur binnen de school waarin dat mogelijk is.